Skip to main content

Ver trouwen is…

Verdieping

Abram moet opnieuw God vertrouwen. Dat is best lastig. Eerst had hij al zevenhonderd kilometer gelopen naar een nieuw land. Nu moet hij God vertrouwen dat hij echt, ook al is hij erg oud, toch nog steeds vader gaar worden. Een lastige opgave. Abram vertrouwt echter op God en God ziet hem als een goed mens.

Duur:       cirkel            

15 minuten

Download:

Verdieping - Ver trouwen is....pdf

Werkvorm:

Benodigdheden:

- een plaatje van een bruidspaar (zie download)
- twee kaartjes met daarop de woorden ‘ver’ en ‘trouwen’ (zie download)
- een wereldbol
- pen en papier voor elke groep

Opdracht:           
Toon de kinderen een plaatje van een bruidspaar met daarbij twee bordjes ‘ver’ en ‘trouwen’.

Vertel:                 
Dit bruidspaar wil graag ver weg trouwen.

Vraag:                  
Waar kunnen ze naar toe?

Opdracht:           
Kinderen mogen hierop een plaats aanwijzen op de wereldbol en zeggen hoe het heet. Uiteindelijk wordt het verste plekje gekozen waar dit bruidspaar kan trouwen.
Hierop worden de bordjes bij elkaar gelegd met daarbij de vraag is dit nu wat ‘vertrouwen’’ betekent, dat je ergens ver weg gaat trouwen?

Elke groep krijgt pen en papier en moet zoveel mogelijk zinnen bedenken die beginnen met de woorden:  vertrouwen is…
Na een aantal minuten kan elke groep zijn zinnen voorlezen.

Vertel:                 
In dit Bijbelverhaal moet Abram ook opnieuw God vertrouwen.

Let op:                 
In de onderbouw kan je met de kinderen spreken over ver weg trouwen en daarna aan de kinderen vragen of zij weten wat ‘vertrouwen’ is. Dan werk je niet met papier, maar kan je nog steeds de wereldbol gebruiken en met hen nadenken over ‘vertrouwen’.

Opdracht:   Een kind moet raden wat er anders is aan sommige kinderen in de groep.

Alle kinderen zitten in een grote kring.
Een van de kinderen gaat weg.
Terwijl hij/zij weg is, spreekt de leiding met de kinderen af dat bijvoorbeeld elk kind dat met zijn benen over elkaar zit, niet te vertrouwen is.

Als het kind terugkomt, moet het kind aan elk kind binnen de kring vragen of ze wel of niet te vertrouwen zijn. De kinderen met de benen over elkaar zeggen dan ‘nee’ en de andere kinderen zeggen ‘ja’.

Nu moet het kind ontdekken waarom zij niet te vertrouwen zijn.

Dit kan je een aantal keer met kinderen uit diverse groepen spelen. Andere voorbeelden die je kan gebruiken zijn:
- meisjes die links naast een jongen zitten of andersom
- kinderen die bij elkaar in de straat wonen
- kinderen die in dezelfde groep in de club zitten
- kinderen die uit hetzelfde land komen- kinderen met oorbellen, spijkerbroeken, etc.

Vertel:                 
Soms is het lastig om te ontdekken of iemand te vertrouwen is. Abram lijkt gelijk al te weten: God is te vertrouwen.

Vraag:  
- Hoe wist Abram dat God altijd te vertrouwen is?
- Waar zag Abram dit aan?