Skip to main content

Verteltips om zelf het Bijbelverhaal te vertellen

Verteltips


Hoe vertel ik zelf het verhaal? - Vijf verteltips!

Duur:                    

5 - 10 minuten

Download:

Hoe vertel ik zelf het verhaal.pdf

Werkvorm:

Tip 1:                     Gebruik het kindermoment als start van je verhaal.

Tip 2:                     Gebruik het After Eight spel als begin van je verhaal.

Tip 3:                     Laat drie kinderen het verhaal uitspelen. Geef ‘Hagar’ een ballon onder de kleding omdat ze zwanger is.

Tip 4:                     Praat met de kinderen over jaloers zijn. Wie is weleens jaloers? Hoe voelt dat om jaloers te zijn?

Tip 5:                    Lees het verhaal voor…

 

Wachten is lastig. Abram en Sarai wonen nu al tien jaar in Kanaän. En er is nog steeds geen kind. De droom van de sterren is ook al zo lang geleden. Zou Abram het allemaal slechts gedroomd hebben? Misschien komt er helemaal geen kindje. Misschien heeft hij God gewoon verkeerd begrepen.

Sarai heeft er ook over nagedacht. Zij heeft zelfs een plan. Sarai is tot de conclusie gekomen dat je God soms een beetje moet helpen. Iedereen weet dat zij geen kinderen kan krijgen. Misschien bedoelde God helemaal niet dat zij samen een kindje zouden krijgen. Wie weet, bedoelde God juist dat Abram bij een andere vrouw een kindje zal krijgen. Tuurlijk, dat zou het zijn. ’s Nachts ligt Sarai haar plannetjes uit te broeden.

Abram moet haar slavin Hagar als tweede vrouw nemen. Misschien kan zij een kind baren.

Op een ochtend vertelt zij haar plan aan Abram.

“Abram, weet je nog van jouw droom over de sterren? We wachten nu al zo lang.”

Abram zucht… Hij zucht diep…

Sarai gaat verder. “Misschien hebben we God verkeerd begrepen. Moeten we niet wachten totdat ik zwanger word. Want kijk mij, Abram. Dat gaat toch nooit lukken?”

Abram schudt zuchtend zijn hoofd. Hij zit er zo verslagen bij.

“Abram, waarom neem jij niet mijn slavin Hagar tot vrouw? Misschien kan zij jou wel een kindje geven.”

Abram kijkt verbaasd op. Hagar, als vrouw? Hier moet hij even over nadenken. Maar al snel geeft Abram toe. Wie weet, is dit het plan van God. Misschien heeft God het zo wel bedoelt.

En wat denk je?

Al heel snel is Hagar zwanger. Zwanger, wat een feest! Zwanger, en wat een verandering! Hagar verandert. Niet alleen vanwege haar dikke buik, maar vooral hoe zij op Sarai reageert. Als slavin moest ze altijd doen wat Sarai zei en heel onderdanig zijn. “Ja, mevrouw! Nee, mevrouw! Wat u maar zegt, mevrouw!” Maar nu is zij veel meer dan een slavin. Zij is nu de tweede vrouw van Abram en de moeder van Abrams kind. Eigenlijk is zij nu veel belangrijker dan Sarai. En dat laat zij Sarai merken ook.

En Sarai merkt het. Ze vindt het helemaal niks dat Hagar zo respectloos tegen haar is. En ze gaat klagen bij Abram. Alsof het zijn schuld is. Is het zijn schuld? Misschien wel een beetje…

Abram heeft geen zin in al dat gezeur. Hij heeft wel andere dingen aan zijn hoofd. “Los het zelf maar op, Sarai. Het is jouw slavin.”

Abram komt niet voor zijn tweede vrouw Hagar op. Het lijkt wel of hij haar helemaal niet belangrijk vindt. Als dat kind maar geboren wordt.

Sarai glimlacht gemeen. Ze mag van Abram doen met Hagar wat ze wil. Nou, die zal het voelen ook. Dag in, dag uit plaagt en pest zij Hagar op zo’n gemene manier dat Hagar er niet meer tegen kan. Als iedereen slaapt en het tentenkamp helemaal stil is, kruipt Hagar met haar dikke buik de tent uit.

Hier kan ze niet meer blijven. Hier wil ze niet meer blijven.

Hagar vlucht de woestijn in.

En weet je wie haar achterna komt? Niemand! Niemand komt haar achterna. Nou,  behalve God dan. God die haar ziet en een engel stuurt.

Hagar zit uitgeput bij een waterput langs de weg naar Sur. Heel voorzichtig komt de engel dichtbij. “Waar kom je vandaan, Hagar? En waar ga je naartoe?”

Hagar barst in huilen uit. “Ik kan er niet meer tegen. Ik ben weggevlucht. Weggevlucht van Sarai.”

“God heeft gezien hoe ongelukkig jij bent, Hagar. Hij gaat jou zoveel nakomelingen geven dat niemand ze kan tellen.”

Hagar kijkt verbaasd op. Hoe vaak heeft ze deze woorden niet uit de mond van Abram gehoord. Dit was toch de belofte aan Abram. Belooft God nu hetzelfde ook aan haar?

De engel knikt. “Je bent nu zwanger van een zoon. Je gaat hem Ismaël noemen. Het zal een wildebras zijn. Iemand die precies weet wat hij wil en dit ook doet.”

Ismaël! Hagars glimlach wordt groot. Ismaël – God heeft gehoord. God heeft haar inderdaad gehoord. Maar dat niet alleen. Ze is gezien. Gezien door God. Abram had geen oog voor haar. Alleen voor haar kind. Sarai had zeker geen oog voor haar. Maar God wel! God heeft haar gezien!

Ze roept het uit: “U bent een God die mensen ziet. U heeft mij gezien. Niemand anders, maar u wel!”

“Hagar, je bent en blijft de slavin van Sarai. Ga terug naar haar en doe wat zij je opdraagt.”

Hagar knikt, staat op en begint aan haar terugweg. Deze ontmoeting zal zij nooit meer vergeten.

De put waar Hagar de engel ontmoette, krijgt later zelfs een nieuwe naam. Lachai-Roi – de God die mij ziet. Omdat God Hagar had gezien, terwijl niemand anders oog voor haar had.

Als Hagar terug bij Sarai komt, wordt haar leven er niet gemakkelijker. De pesterijen gaan gewoon door. Maar juist in die moeilijke tijden denkt zij vaak terug aan de engel. God die haar heeft gehoord en gezien.

En dan op een dag… ’s Morgens vroeg, zomaar op een dag, bevalt Hagar van een zoon. En Abram noemt hem Ismaël. God heeft gehoord. Alleen wie God gehoord heeft? Dat is niet helemaal duidelijk. Was het Abram?  Sarai? Of Hagar? Of misschien wel alle drie?

De belofte is uitgekomen… Ja toch, of is er iets verkeerd gegaan? Had God eigenlijk iets anders gepland? Is het verhaal nu klaar? Of beginnen we pas?